Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI9683

Datum uitspraak2009-06-24
Datum gepubliceerd2009-06-24
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200809005/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tholen (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KP en P B.V. (hierna: KP en P) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van vijf windturbines, alsmede het aanleggen van bekabeling en bouwwegen op het perceel Del Campoweg / Zuidweg ongenummerd te Sint-Philipsland.


Uitspraak

200809005/1/H1. Datum uitspraak: 24 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KP en P B.V., gevestigd te Lelystad, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 7 november 2008 in zaak nr. 08/376 in het geding tussen: [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en het college van burgemeester en wethouders van Tholen. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tholen (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KP en P B.V. (hierna: KP en P) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van vijf windturbines, alsmede het aanleggen van bekabeling en bouwwegen op het perceel Del Campoweg / Zuidweg ongenummerd te Sint-Philipsland. Bij besluit van 18 maart 2008 heeft het college het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] daartegen gemaakte bezwaar wegens termijnoverschrijding kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 7 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker sub 1] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 maart 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft KP en P bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2009. Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] tegen het besluit van 27 maart 2007 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2009, waar KP en P, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door L. Boer en D.I.F. Videler, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. 2.2. KP en P betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college het door [verzoeker sub 1] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe voert zij onder meer aan dat [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] geen rechtstreeks bij het besluit van 27 maart 2007 betrokken belang hebben. 2.2.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [verzoeker sub 1] woont in het dorp op een afstand van drieënhalve kilometer van het bouwplan. Voorts is gebleken dat de woning van [verzoeker sub 2] is gelegen op een afstand van ruim twee kilometer van het bouwplan. Tussen haar woning en het bouwplan is bovendien lintbebouwing gelegen. Beiden hebben vanuit hun woning geen zicht op de windturbines. Onder deze omstandigheden hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] geen rechtstreeks bij het besluit van 27 maart 2007 betrokken belang als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop, heeft het college het door hen tegen dit besluit gemaakte bezwaar terecht, doch op onjuiste gronden, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt. 2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] tegen het besluit van 18 maart 2008 van het college alsnog ongegrond verklaren. 2.4. Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. 2.4.1. Gelet op het vorenoverwogene kon het college, naar thans blijkt, niet ten tweede male op het door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] gemaakte bezwaar beslissen. Dit betekent dat het van rechtswege gegenereerde beroep tegen het besluit van 7 april 2009 gegrond is en dat dit besluit moet worden vernietigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.6. In deze situatie is er geen aanleiding om te bepalen dat het door KP en P betaalde griffierecht door de gemeente Tholen moet worden vergoed. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat, naar analogie van artikel 41, vijfde lid, van die wet, het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan KP en P wordt terugbetaald. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 7 november 2008 in zaak nr. 08/376; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond; IV. verklaart het beroep tegen het besluit van 7 april 2009 gegrond; V. vernietigt dat besluit; VI. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan KP en P het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Lodder lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2009 17-593.